The Flickr Eierlandse Image Generatr

About

This page simply reformats the Flickr public Atom feed for purposes of finding inspiration through random exploration. These images are not being copied or stored in any way by this website, nor are any links to them or any metadata about them. All images are © their owners unless otherwise specified.

This site is a busybee project and is supported by the generosity of viewers like you.

Between two isles by zoomleeuwtje

© zoomleeuwtje, all rights reserved.

Between two isles

Vliehors, the Netherlands

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder

Ongerustheid over de Oder

In de namiddag van Zondag 1 Februari 1953 was nog steeds niets bekend over het lot van de tanklichter Oder. Zowel de Brandaris als de Prins Hendrik hadden de Oder niet kunnen vinden en het ergste werd gevreesd.
Des middags kwart over drie meende kustwachtpost Eierland (Texel) een schip te zien even binnen de buitenste rug van de Eierlandse gronden. Het leek op een logger. Noodseinen werden niet waargenomen. Het reddingstation De Cocksdorp, dat reeds in de vroege ochtend was gealarmeerd naar aanleiding van de stranding van de Virgo op de Vliehors kwam opnieuw in actie.

Op Texel was sedert middernacht (Zaterdag op Zondag) de alarmtoestand ingetreden met het oog op mogelijke dijkdoorbraken. Tenslotte liep de 250 HA grote Eendrachtspolder onder. J. Bakker, schipper van de reddingboot (evenals vele andere inwoners, in touw om de Cocksdorp voor overstroming te behoeden), begaf zich met de plaatselijke commissie naar de vuurtoren om de situatie te verkennen. Er viel een sterke olielucht waar te nemen. Grote kans dus, dat het de Oder was, die op de Eierlandse gronden terecht was gekomen. Er viel evenwel al heel weinig te zien.
Voor de msrb. Joan Hodshon zou een tocht naar de buitenrand van de gronden een tè zware opgave zijn, dat stond vast. De Brandaris noch de Prins Hendrik konden echter voor donker worden ter plaatse zijn en daglicht was voor de grote motorreddingboten absoluut nodig om het nauwe geultje door de Eierlandse gronden te kunnen vinden. Derhalve werd besloten om toch de Joan Hodshon te doen uitvaren. Het lanceren was niet makkelijk maar te 17.30 lag de boot vlot.

De Prins Hendrik naar de Oder

Het is te begrijpen, dat de dienstdoende Kustwachters in de uitkijkpost van de vuurtoren Eierland met Argusogen hebben gespeurd naar het wrak van deOder.De vorige avond omstreeks 7 uur hadden de opvarenden van de gestrande lichter voor het laatst noodseinen gegeven. Sindsdien werd taal noch teken meer vernomen. Men kan zich dus voorstellen welk een verrassing het is geweest toen omstreeks half vijf in de ochtend van Maandag 2 Februari opnieuw licht aan boord van het wrak werd gezien. De kustwacht gaf met morsesein antwoord. Eerst met daglicht zou het mogelijk zijn voor een reddingboot om langszij te komen. Het hoofd van de Kustwacht vond het dan ook te vroeg om de reddingstations te alarmeren. Dit geschiedde een uur later.

Het was aangewezen om de Prins Hendrik naar de Oder te zenden. Wel zou de msrb. Joan Hodshon een poging kunnen wagen, maar gezien de wilde en hoge branding op het buitenrichel van de Eierlandse gronden zou aan het langszij komen met de strandreddingboot (5 ton w.v.) zeer groot risico zijn verbonden. Dus ging de Prins Hendrik (50 ton w.v.) er op uit. De bemanning, uitgerust na de vermoeienissen van de vorige dagen, verkeerde in grote spanning of Zij er in zouden slagen de opvarenden van de Oder, waar zij zo lang naar hadden gezocht, te redden.

Te 07.01 toonde de Oder weer een stakellicht; de Kustwacht seinde daarop in het Engels, dat een reddingboot onderweg was. Toen het goed licht was geworden, omstreeks half negen, had de Prins Hendrik de Eierlandse gronden bereikt. Nu moest de geul worden gezocht tussen de banken. De lichter Oder bleek doormidden te zijn
gebroken. Het achterschip lag dichtbij de Vliehors, maar het voorschip met brug en stuurhuis, waarin zich de schipbreukelingen bevonden, zat in de felle branding van de Eierlandse gronden.

Dank zij bekwaam zeemanschap slaagde Schipper P. W. Bot er in veilig de branding-zone te passeren en door de nauwe geul de achterzijde van de buitenste bank te bereiken. Er stond maar nèt voldoende water voor de reddingboot en de geweldige zuiging wierp de Prins Hendrik telkens 180 0 uit de koers. De pogingen om langszij te kunnen komen van het wrak, dat in het geheel geen lij bood, moesten vele malen worden herhaald. Drie kwartier had schipper Bot nodig om de zes Duitsers van het wrak te halen. Zij konden zich aan boord van de reddingboot direct verkleden; onze grote motorreddingboten hebben n.l. kleren voor schipbreukelingen aan boord.

Met de Maatschappijvlag in top, als teken dat alle hens waren gered, liep de Prins Hendrik met zes dankbare schipbreukelingen en een gelukkige bemanning de haven van Den Helder binnen. Hier werd gemeerd aan de steiger van de Texelse boot, waar de geneeskundige dienst van de Koninklijke Marine gereed stond met personeel en ambulancewagen. Dank zij deze goede zorgen lagen de uitgeputte geredden binnen een kwartier tijds onder de wol. De directeur van ESSO te Hamburg zond als bewijs van erkentelijkheid voor de redding een gift van f 500.—. Bij de behandeling van deze scheepsramp door het Seeamt te Bremerhaven werd hulde betuigd aan de bemanning van de Prins Hendrik, terwijl ook de Seeberufsgenossenschaft te Hamburg zijn erkentelijkheid toonde voor het prachtige en kundige werk van de Prins Hendrik.

Wij zonden een rapport van de verrichtingen van de Prins Hendrik aan H.K.H. Prinses Wilhelmina, die op 13 Juni 1951 deze boot te water heeft gelaten en aan de Kon. N.Z.H.R.M. heeft overgedragen. In opdracht van Hare Koninklijke Hoogheid schreef Haar particulier secretaresse aan schipper P. W. Bot „Het deed Hare Koninklijke Hoogheid goed te horen, dat de reddingboot naar Haar Echtgenoot genoemd, die zoveel gedaan heeft voor het reddingwerk en de bemanningen der reddingboten, zulk kranig werk verrichtte.
Opnieuw bleek dat de grote waardering, die H.K.H. steeds voor de arbeid der reddingboten van onze kust had, ten volle verdiend blijft.'' Ook de Erevoorzitter onzer Maatschappij Z.K.H. Prins Bernhard aan wien een rapport werd gezonden van de diensten der reddingboten van de Kon. N.Z.H.R.M. gedurende de periode 31 Januari2 Februari heeft zijn particuliere secretaris opgedragen ons zijn grote waardering uit te spreken jegens al diegenen, die in de kritieke periode meer dan hun plicht hebben gedaan.

Bron; de Reddingboot No. 75 – Kerstnummer 1953

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder

Voorste deel van de gebroken tankleichter Oder in de Eierlandse gronden met bergingsboot langszij.

Het achterschip van de in tweeën en gebroken ESSO tankleichter Oder op de Vliehors. by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Het achterschip van de in tweeën en gebroken ESSO tankleichter Oder op de Vliehors.

Het achterschip van de in tweeën en gebroken ESSO tankleichter Oder op de Vliehors.

Zo te zien is een een anker aangebracht op het afgebroken deel van de Oder dat tegen de Vliehors is opgedreven, een van de mannen is bezig met vastmaken van een 20 liter jerrycan die als neurington moet dienen.

Op recht staat Klaas van Randen, ook bekend al 'pake van Randen' , de vader van Henk, Sierd, Monje en Griet.
De man in lange zwarte jas is Jan Doeksen.

Het voertuig is een Chevrolet, C60L, 3 ton, 4x4, lorry, 3 ton, GS van de Vlielands' Eigen Bus Onderneming.
Op de bak staat een watertank, er moest geregeld drinkwater naar de gestrande Virgo gebracht worden, er werd op het schip geleefd, en ook de ketels werden geregeld opgestookt om de stoom te maken voor lieren en pompen.

Kleine anekdote over sloperij op het wrak van de Oder, opgetekend uit de mond van Johannes de Boer;

Natuurlijk kwamen er ook strandjutters en andere struuners op het wrak van Oder af.
Het achterste deel werd o.a bezocht door Johannes de Boer en de Terschellinger Starrenburg en de Harlinger (?) Teerling.
Teerling was daar met zijn eigen boot gekomen.

Deze zagen overal koperen afsluiters op het wrak en sloopten deze los. In totaal een 20 stuks die bij het nabij staande strandpaal werden begraven om later op te halen.

Toen de Boer later weer op de Virgo kwam, waar hij werkzaam was in de machinekamer, samen met Dirk Zorgdrager, werd hij aangesproken door Jan Doeksen, een oomzegger van Volkert Doeksen, de bergingsleider van de Rederij Doeksen.
Hij had de activiteiten van de mannen op de Oder met de kijker geobserveerd, en vroeg zich af wat zij daar uitspookten.
Johannes de Boer hing en vaag verhaal op dat hij slikte, en zo kwamen ze er mee weg.

Over de bel van de Oder;

De scheepsbel belande op kantoor van de Rederij Doeksen op West-Terschelling.
Bij de opening van Café Dancing 'De Witte Zeeman' van Dirk Bruin Dz. sr. bedacht Johannes de Boer dat de scheepsbel van de Oder een plaats moest krijgen in de 'Witte Zeeman'.
Door zijn goede contacten met Volkert Doeksen krijg hij het voor elkaar dat de bel terug naar Vlieland kwam.
Er moest echter wel fl. 100,- voor betaald worden.
Deze bel bevindt zich nu in mijn verzameling.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder

Voorste deel van de gebroken tankleichter Oder in de Eierlandse gronden met bergingsboot langszij.
Links midden is de gestrande Virgo te zien.

Kleine anekdote over sloperij op het wrak van de Oder, opgetekend uit de mond van Johannes de Boer;

Natuurlijk kwamen er ook strandjutters en andere struuners op het wrak van Oder af.
Het achterste deel werd o.a bezocht door Johannes de Boer en de Terschellinger Starrenburg en de Harlinger (?) Teerling.
Teerling was daar met zijn eigen boot gekomen.

Deze zagen overal koperen afsluiters op het wrak en sloopten deze los. In totaal een 20 stuks die bij het nabij staande strandpaal werden begraven om later op te halen.

Toen de Boer later weer op de Virgo kwam, waar hij werkzaam was in de machinekamer, samen met Dirk Zorgdrager, werd hij aangesproken door Jan Doeksen, een oomzegger van Volkert Doeksen, de bergingsleider van de Rederij Doeksen.
Hij had de activiteiten van de mannen op de Oder met de kijker geobserveerd, en vroeg zich af wat zij daar uitspookten.
Johannes de Boer hing en vaag verhaal op dat hij slikte, en zo kwamen ze er mee weg.

Over de bel van de Oder;

De scheepsbel belande op kantoor van de Rederij Doeksen op West-Terschelling.
Bij de opening van Café Dancing 'De Witte Zeeman' van Dirk Bruin Dz. sr. bedacht Johannes de Boer dat de scheepsbel van de Oder een plaats moest krijgen in de 'Witte Zeeman'.
Door zijn goede contacten met Volkert Doeksen krijg hij het voor elkaar dat de bel terug naar Vlieland kwam.
Er moest echter wel fl. 100,- voor betaald worden.
Deze bel bevindt zich nu in mijn verzameling.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder

Wrak tankleichter Oder in de Eierlandse gronden.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder

Tragiek van de Oder uit Hamburg - krantenbericht uit de Leeuwarder-Courant van 17 april 1953.

Tragiek van de Oder uit Hamburg
Achter in de haven helemaal achterin waar doorgaans de schamele afgetuigde
schepen op hun definitieve onttakeling liggen wachten ligt nu al weer enige weken de achterste helft van een Duitse tanklichte Oder uit Hamburg.
In de catastrophale onheilsnacht van 31 Januari op 1 Februari 1953 werd het scheepje op de verraderlijke gronden voor de Waddeneilanden door de orkaan in tweeën geslagen. Het achterschip strandde op Vlieland het andere gedeelte ligt ergens verderop in de richting van Texel onvindbaar verloren in de zee.
Dat achterschip is door de slepers van Doeksen geborgen en naar de haven van Terschelling gebracht. De kostbare lading motorolie is uit de twee behouden gebleven tanks gepompt. Op diezelfde olie draaien en dreunen nu de motoren van de bergers. Af en toe hangt de walm van deze olie hier en daar boven de wateren van Terschelling.
En de halve tankleichter Oder ligt achter in de haven. Helemaal achterin.
Vlak achter een waterdicht schot als door een reuzenzwaard in tweeën gehakt met afgebroken roerstangen, met een verwrongen railing. Met een nog intact maar wel wat rommelig matrozenverblijf. Met een stuurloos roer aan de achtersteven. Practisch onherstelbaar gescheiden van de bijbehorende helft. Als een tragisch brok symboliek van zijn verdeeld vaderland zegt de gepensioneerde zeekapitein.
Tankleichter Oder Hamburg staat in grote witte letters op de achtersteven.
Daar achter in de haven van Terschelling. Helemaal achterin.

Leeuwarder- Courant – 17 april 1953.

Tankleichter Senator - zusterschip Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Tankleichter Senator - zusterschip Oder

Bel Drawa en Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Bel Drawa en Oder

Kleine anekdote over sloperij op het wrak van de Oder, opgetekend uit de mond van Johannes de Boer;

Natuurlijk kwamen er ook strandjutters en andere struuners op het wrak van Oder af.
Het achterste deel werd o.a bezocht door Johannes de Boer en de Terschellinger Starrenburg en de Harlinger (?) Teerling.
Teerling was daar met zijn eigen boot gekomen.

Deze zagen overal koperen afsluiters op het wrak en sloopten deze los. In totaal een 20 stuks die bij het nabij staande strandpaal werden begraven om later op te halen.

Toen de Boer later weer op de Virgo kwam, waar hij werkzaam was in de machinekamer, samen met Dirk Zorgdrager, werd hij aangesproken door Jan Doeksen, een oomzegger van Volkert Doeksen, de bergingsleider van de Rederij Doeksen.
Hij had de activiteiten van de mannen op de Oder met de kijker geobserveerd, en vroeg zich af wat zij daar uitspookten.
Johannes de Boer hing en vaag verhaal op dat hij slikte, en zo kwamen ze er mee weg.

Over de bel van de Oder;

De scheepsbel belande op kantoor van de Rederij Doeksen op West-Terschelling.
Bij de opening van Café Dancing 'De Witte Zeeman' van Dirk Bruin Dz. sr. bedacht Johannes de Boer dat de scheepsbel van de Oder een plaats moest krijgen in de 'Witte Zeeman'.
Door zijn goede contacten met Volkert Doeksen krijg hij het voor elkaar dat de bel terug naar Vlieland kwam.
Er moest echter wel fl. 100,- voor betaald worden.
Deze bel bevindt zich nu in mijn verzameling, zie foto boven.

Tankleichter Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Tankleichter Oder

Tankleichter Elbe - zusterschip Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Tankleichter Elbe - zusterschip Oder

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - voorste deel gebroken Tankleichter Oder

Het gebroken achterste deel van de Oder wordt de haven van West-Terschelling ingesleept.

Foto; collectie Hille van Dieren.

Bericht in de LC>

Tragiek van de Oder uit Hamburg
Achter in de haven helemaal achterin waar doorgaans de schamele afgetuigde schepen op hun definitieve onttakeling liggen wachten ligt nu al weer enige weken de achterste helft van een Duitse tanklichte Oder uit Hamburg.

In de catastrophale onheilsnacht van 31 Januari op 1 Februari 1953 werd het scheepje op de verraderlijke gronden voor de Waddeneilanden door de orkaan in tweeën geslagen. Het achterschip strandde op Vlieland het andere gedeelte ligt ergens verderop in de richting van Texel onvindbaar verloren in de zee.

Dat achterschip is door de slepers van Doeksen geborgen en naar de haven van Terschelling gebracht. De kostbare lading motorolie is uit de twee behouden gebleven tanks gepompt. Op diezelfde olie draaien en dreunen nu de motoren van de bergers. Af en toe hangt de walm van deze olie hier en daar boven de wateren van Terschelling.
En de halve tankleichter Oder ligt achter in de haven. Helemaal achterin.

Vlak achter een waterdicht schot als door een reuzenzwaard in tweeën gehakt met afgebroken roerstangen, met een verwrongen railing. Met een nog intact maar wel wat rommelig matrozenverblijf. Met een stuurloos roer aan de achtersteven. Practisch onherstelbaar gescheiden van de bijbehorende helft. Als een tragisch brok symboliek van zijn verdeeld vaderland zegt de gepensioneerde zeekapitein.
Tankleichter Oder Hamburg staat in grote witte letters op de achtersteven.
Daar achter in de haven van Terschelling. Helemaal achterin.

Leeuwarder- Courant – 17 april 1953.

Vlieland - Jan Cupido - postiljon by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Vlieland - Jan Cupido - postiljon

Jan Cupido (1894-1973) was de laatste postiljon. Hij kwam als 4-jarige jongen met zijn ouders van Terschelling naar Vlieland. Als 1 1-jarige ging hij al naar zee en voer later in Amsterdam op de pont over het IJ. Het verlangen naar Vlieland werd groot en dus terug.

Gelukkig wilde K.H. Sieben zijn in 1920 aflopend contract niet verlengen en kreeg Cupido de kans zich, via inschrijving, in het Posthuis te vestigen als postiljon op de Hors. Iedere dag hetzij te paard hetzij met de postkar ging hij de Hors op en heel vaak tot het uiterste puntje. Met de kar ging hij alleen als er passagiers waren.

Eigenlijk bood de postkar slechts plaats voor één passagier maar een tweede was wel bereid met een slechte plaats genoegen te nemen. Dat betekende een extraatje. Daarom zal hij niet gauw iemand geweigerd hebben. Hij mocht evenals de postschipper voor eigen rekening passagiers meenemen als het geen nadeel voor de Posterijen meebracht.

Er was dus geen vervoersplicht, geen openbaar vervoer. Wel vreemd, omdat de gemeenten Texel en Vlieland, maar ook de provincie (toen nog Noord-Holland) moeite hadden met de opheffing van de verbinding.

In geval van meerdere passagiers nam hij een andere wagen die ook te pas kwam als er wat te jutten viel. Dat was een bron van niet te schatten waarde. Afhankelijk van het tij en de plaats waar de postschipper aankwam reed hij vaak langs het Noordzeestrand, dat dan beter berijdbaar was en het stuk van het strand door de duinen naar het Posthuis was niet groot.

Ook hier lijkt het met mooi weer een pleziertochtje, maar tijdens de herfst- en wintermaanden was dat wel anders. Echter, soms was het wachten bij kou, mist of regen en dan daalde het gevoel van “het heerlijke vrije leven daar” tot het nulpunt. Vooral mist was een vijand. Hij had evenals de schipper een hoorn om elkaar via signalen te bereiken. Verdwalen is daar overdag en zonder mist zelfs mogelijk. Bij dikke mist verlies je je oriënteringsvermogen en wanneer moet je van de waterkant richting Posthuis?.

Dit probleem kwam Cupido natuurlijk vele keren tegen en dan moest hij de teugels vieren en het paard laten gaan. Het was hem al eerder overkomen, dat hij het beter meende te weten dan het paard, maar die bleek meer gevoel voor de goede richting te hebben.

Foto uit de collectie van Cees Jan de Jong / familiealbum Anna Cupido en Piet de Jong.

Vlieland - punt Vliehors - postvlet en postkar by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Vlieland - punt Vliehors - postvlet en postkar

Postvlet tegen de Vliehors

Derde van links, Jan Cupido.

Met de postvlet werd de post afkomstig van-, en bestemd voor Vlieland en Terschelling overgebracht naar Texel en verder naar Noord-Holland.
Vlieland en Terschelling behoorde tot 1942 bij de provincie Noord-Holland, en de hogere bestuurslaag was gezeteld in Hoorn.

Ooit is er ook een Bruintje postschipper geweest tussen Texel en Vlieland.
Cornelis Dirksz de Bruijn genoemd, geboren op donderdag 10 november 1804 te Oost-Vlieland, overleden op donderdag 22 januari 1868 op Vlieland. Hij was getrouwd met Gerritje Klaasdr Lariby op donderdag 25 mei 1828 te Oost-Vlieland. Het paar kreeg 9 kinderen.
Cornelis Dirksz Bruin was postschipper en later postmeester op het Posthuis te Vlieland.

Cornelis Dirkz de Bruijn en ik hebben een gezamenlijke voorvader.
De vader van Cornelis Dirkz de Bruijn was Dirk Jacobszn de Bruijn, geboren in het jaar 1765 op Vlieland.
Dirk Jacobszn de Bruijn is mijn oudovergrootvader, een voorvader van 8 generaties terug.

In het boekje De Post-, Telegraaf- en Telefoonhistorie van het eiland Vlieland door Nan Huijsman staat het volgende geschreven;

Opvolgers van Douwe Nettes Visser waren D. Douwes Visser (1804-1840) en Cornelis de Bruijn.
Na het overlijden van D. Douwes Visser in 1840 kreeg Cornelis de Bruijn ingaande 1 juli 1840 een nieuw contract voor twee jaar tegen fl. 1300,- per jaar onder de verplichting gedurende de contractduur, aan de weduwe Visser jaarlijks fl. 300,- te betalen.
Zij overleed in 1847.
Een aannemer was een zelfstandige en had dus geen pensioenrechten.
Door een opvolger tot een dergelijke vergoeding te verplichten werd toch enige hulp geboden.
Cornelis de Bruijn bleef nog postschipper tot 1857.
Toen werd noodgedwongen de dienst gewijzigd in ’t Eijerland – Vliehors en werd de te De Cocksdorp wonende Jacob Buijs de postschipper.

Schipper de Bruijn deed zijn werk niet altijd na behoren, er kwamen klachten. In het eerder genoemde boek wordt daarover het volgende geschreven;

Het was de directeur van het postkantoor Den Helder in 1844 opgevallen, dat de Post van Terschelling en Vlieland zo lang achterwege bleef. Er was ijsgang, maar de Texelse postschippers hielden de dienst op Den Helder nog dagelijks gaande zon nodig met de ijsvlet zij het dan niet zonder gevaar, moeite en kosten.
Hij kreeg schriftelijke klachten van inwoners van Texel en Vlieland over de postschipper de Bruijn.
De postdirecteur schreef hem en de postcommiezen van Texel, Vlieland en Terschelling, dat hij zich schuldig zou maken aan nalatigheid en willekeur. Volgens de klachten, afkomstig van schippers en passagiers, waren ongeveer 14 tor 20 personen heen en terug van het Eijerland naar Vlieland over gestoken tijdens de dagen dat hij geen dienst had gedaan. Als hij weer niet overvoer zou de postdirecteur een nauwkeurig onderzoek instellen en bij de minste schijn van kwade wil, luijheid of nalatigheid alle klachten aan de minister door geven.

Uitvoering van de dienst liet te wensen over dus werd het contract met de Bruijn per 1 januari 1857 niet verlengd; de Bruijn zou wel in het Posthuis moeten blijven wonen zonder betaling van huur onder verplichting onderdak te verlenen aan de postiljon en paard of de voetbode; het Posthuis diende ook tot inwoning of herberg van de aannemers van werken, het overbrengen van boodschappen, de strandvonderij en een enkele keer een reiziger zouden hem met zijn oppassende vrouw en kinderen meer bestaansmogelijkheid bieden dan een kleine uitkering, die tot aan toe aan een opvolger werd opgelegd.

De nieuwe postschipper werd Jacob Buis wonende te De Cocksdorp Texel.

Het einde van een historisch belangrijke postverbinding

Was het in de jaren 1917, 1920 en in 1922 niet of net niet tot opheffing gekomen, in december 1926 werd tot opheffing besloten. Het overlijden van de postschipper Jan Buijs in december 1926 was voor de Posterijen mede aanleiding
de minister van Waterstaat te verzoeken met de opheffing akkoord te gaan.
Het ging slechts om vervoer van gemiddeld 7 brieven of briefkaarten en 15 andere stukken in beide richtingen.
Er werd definitief besloten tot opheffing per 31 maart 1927 en tot die tijd werd Joh. Zuidema te De Cocksdorp met uitvoering van de dienst belast.
Verzoeken van de gemeente Vlieland en van de Vereniging
"Vlielands Belang" in januari/februari 1927 aan de minister om de verbinding niet op te heffen mochten niet baten. De laatste dienst vond plaats op 31 maart 1927 en daarmee was een einde gekomen aan een historisch belangrijke
postverbinding van 1778 tot 1927.

Met de opheffing van de "Vlie-Post" verloor het Posthuis wel de post-functie, maar niet de naam. Het was eigendom van het Staatsbedrijf der Posterijen en Telegrafie en het werd in 1927 bewoond door de postiljon Jan Cupido. Hij werd boer en pachtte reeds grasland en duingrond van het Staatsbosbeheer dat toen ook het Posthuis aankocht.
Jan Cupido (1894-1973) was de laatste postiljon. Hij kwam als 4-jarige jongen met zijn ouders van Terschelling naar Vlieland. Als 11 - jarige ging hij al naar zee en voer later in Amsterdam op de pont over het IJ. Het verlangen naar Vlieland werd groot en dus terug.

Gelukkig wilde K.H. Sieben zijn in 1920 aflopend contract niet verlengen en kreeg Cupido de kans zich, via inschrijving, in het Posthuis te vestigen als postiljon op de Hors.
Iedere dag hetzij te paard hetzij met de postkar ging hij de Hors op en heel vaak tot het uiterste puntje. Met de kar ging hij alleen als er passagiers waren. Eigenlijk bood de postkar slechts plaats voor één passagier maar een tweede was wel bereid met een slechte plaats genoegen te nemen. Dat betekende een extraatje.

Daarom zal hij niet gauw iemand geweigerd hebben. Hij mocht evenals de postschipper voor eigen rekening passagiers meenemen als het geen nadeel voor de Posterijen meebracht. Er was dus geen vervoersplicht, geen openbaar
vervoer. Wel vreemd, omdat de gemeenten Texel en Vlieland, maar ook de provincie (toen nog Noord-Holland) moeite hadden met de opheffing van de verbinding. In geval van meerdere passagiers nam hij een andere wagen die ook te pas kwam als er wat te jutten viel.

Dat was een bron van niet te schatten waarde. Afhankelijk van bet tij en de plaats waar de postschipper aankwam reed bij vaak langs bet Noordzeestrand, dat dan beter berijdbaar was en bet stuk van het strand door de duinen naar het Postbuis was niet groot.
Ook hier lijkt bet met mooi weer een pleziertochtje, maar tijdens de herfst- en wintermaanden was dat wel anders. Echter, soms was het wachten bij kou, mist of regen en dan daalde het gevoel van "het heerlijke vrije leven daar" tot het nulpunt. Vooral mist was een vijand. Hij had evenals de schipper een hoorn om elkaar via signalen te bereiken.
Verdwalen is daar overdag en zonder mist zelfs mogelijk. Bij dikke mist verlies je je oriëntatievermogen en wanneer moet je van de waterkant richting Posthuis ?
Dit probleem kwam Cupido natuurlijk vele keren tegen en dan moest bij de teugels vieren en bet paard laten gaan. Het was hem al eerder overkomen, dat hij beter meende te weten dan bet paard, maar die bleek meer gevoel voor goede richting te hebben.

De archiefstukken m.b.t. de "Vlie-Post" vertellen niets over de nautische omstandigheden in het Eierlandse Gat. Niet zo vreemd, want de functionarissen die het regelden en er over schreven maakten de overtocht zelden en zeker niet bij slecht weer. Geen beoordeling dus van het zeegat.
Toch lijkt het mij nuttig de lezer ook hieromtrent te informeren tot meer begrip van en meer waardering voor de postschippers. Ik laat hiervoor gaarne aan het woord de Vlielander Ton F.J. Pronker, auteur van boeken over de
zeilvaart en met loodsen als voorvaderen.

Het Eierlandsche Gat

Al waren de stroomgeulen in het Eierlandsche Gat in de betreffende tijd wellicht wat smaller en de stroom wat minder krachtig dat neemt niet weg dat het bepaald niet een gemakkelijk zeegat was.
Hoog- en laagwater maakte voor de postvlet al een verschil in de te overbruggen afstand; met springtij toch altijd 4 tot 5 dagen per maand.
De stroomsnelheid en -richting van het dwars op de route staande tij varieert vier maal per etmaal van 0 tot 2 knoop (bij springtij nog wat meer) en dat kan, zeker bij weinig wind, de overtocht met meerdere uren vertragen. Wel is de oversteekplaats bij de heersende Z. W wind redelijk beschut tegen oplopende zeeën door de Texelse wal, maar is het dan in de richting Texel wel in de wind opkruisen. Bij winden tussen W en NO. loopt er in het Eierlandsche Gat vanuit de Noord Zee altijd een behoorlijke deining binnen die bij toenemende wind al gauw in grondzeeën resulteert, die voor zo’n klein vletje de overtocht riskant of onmogelijk maken.

Als het niet te bar is, dan kon men door de route wat meer naar het zuiden te verleggen, nog wel wat langer doorgaan, maar dat maakte de overtochttijd wel weer langer. Dan nog de (bijna) windstille dagen of als een zwakke wind en de stroomrichting elkaar tegenwerkten is het met één man aan de riemen in die voor onze begrippen toch vrij zware en lompe vlet, een langdurige krachtsinspanning. Tenslotte zijn daar in de winter nog de korte dagen met daglicht, waar wind en tij geen rekening mee houden maar de schipper wel.

En dan hebben we het nog niet gehad over de tocht van de postrijder/loper over de Vliehors, die bij slecht weer ook meer tijd dan ingecalculeerd zal hebben gekost. Het gaat me te ver, hoewel het wel mogelijk zou zijn, om statistisch te bepalen hoe vaak de omstandigheden gunstig en ongunstig waren. Maar het kan niet anders of de schipper van de postvlet zal vrij wat dagen per jaar van de overtocht hebben moeten afzien en op andere dagen zijn tijdstip van overtocht aan het dagelijks wisselende getij hebben moeten aanpassen.
De bij het manuscript getoonde fotootjes van de postvlet op het puntje van de Vliehors-bij-mooi-weer zijn bepaald niet representatief voor de doorsnee omstandigheden daar. De conclusie moet dan zijn dat de punctualiteit die de postautoriteiten (waarvan er wel nooit één zelf het
Eierlandsche Gat zal hebben overgeroeid) nastreefden, resp. van de mensen verlangden, van weinig realisme getuigden.

Enerzijds spreken de door Huijsman verzamelde archiefstukken van voortdurende moeilijkheden om de dienst punctueel te handhaven, terwijl daarentegen andere documenten toch een redelijk frequente handhaving van de dienst suggereren.
Was het wellicht zo dat dikwijls vertragingen door hen die de dienst van dichtbij en met begrip volgden, tegenover de "hogere" autoriteiten (die dan die statistieken van overtochtstijden opstelden) met de mantel der onwetendheid werden bedekt?
Tenslotte was het bij de gemelde, soms geringe, aantallen poststukken voor de hand liggend, dat men de verzending wel aan te verwachten weersomstandigheden aanpaste; en dat kwam dan niet als vertraging in de gegevens.
Hoe de werkelijkheid ook is geweest, men kan niet anders dan de grootste bewondering hebben voor de wijze waarop mannen van staal, in een vlet van hout, eeuwenlang dat Eierlandsche Gat hebben getrotseerd om brieven over te brengen, waarvan de inhoud ook niet altijd het belang van de
inspanning waard zal zijn geweest.

Foto uit de collectie van Cees Jan de Jong / familiealbum Anna Cupido en Piet de Jong.

Sunset in the Dunes of Texel by Rob Kints (Robk1964)

© Rob Kints (Robk1964), all rights reserved.

Texel (NL) by Edwin010

© Edwin010, all rights reserved.

Texel (NL)

© Please don't use my pictures in any way without my written permission.

Eierlandse gronden - stranding Stanley - 27 maart 1896 by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - stranding Stanley - 27 maart 1896

Texel - Den 27sten Maart 1896 te twaalf uur 's middags ontving ons Plaatselijk Bestuur te Texel, telephonisch bericht van uit den vuurtoren te Eierland, dat in het N.N.W een viermastschip was gestrand. Te ruim vier uur stond de reddingboot uit Cocksdorp, bemand met Oudeschilders nabij de strandingplaats gereed om in zee te steken, doch met het oog op het vloedgetij en de barre zee, achtte ons Bestuur het geraden te wachten tot de ebbe inviel. Teneinde meer kans op slagen te hebben werd de boot vervoerd naar de punt van de roggesloot om over te steken naar de Vliehors en van daar bij invallende ebbe het schip te bereiken.
Toen men evenwel, overeenkomstig dit plan, te ruim zeven uur vol moed de Horst verliet, kon de boot door de vreeselijke branding het in nood verkeerend schip niet nabij komen, zoodat men tot de terugkeer besluiten en den dag met handzamer weder afwachten moest.
De boot werd inmiddels op het strand onder bewaking gesteld. Te vijf uur in den morgen stak men opnieuw van wal met de hoop het schip spoedig te bereiken, toen na eenigen tijd roeiens ontdekt werd dat de boot zwaar lek was en veel water maakte, waardoor men met het oog op eigen lijfsbehoud, ten spoedigste naar het strand moest terugkeeren. De equipage van het schip, de , Stanley", werd gered door de Vlielanders.


Vlieland. - In den namiddag van 27 Maart, omstreeks twee uur, ontving de Voorzitter van ons Plaatselijk Bestuur te Vlieland bericht dat een viermastschip op de Vliehors was gestrand.
Zoo spoedig mogelijk werd de reddingboot van station Posthuis met de noodige bespanning, langs het Noorderstrand naar de Hors vervoerd. Het schip, de Stanley , bleek te zijn gestrand tegenover de uiterste punt van het eiland, in de Eierlandsche gronden.
Voorloopig kon niets worden uitgericht, daar men met wassend water onmogelijk over de slufter gaan kon en de Hors buitendien geheel onder water vloeide. Te zeven uur, bij hoog water, verliet men met de boot het Pesthuis ten einde tijdig en zoo spoedig mogelijk de slufter over te rijden.
Tot acht uur evenwel moest worden gewacht. Toen gelukte het niet zonder moeite, daar er in de slufter een hevige stroom liep en de paarden tot aan den buik in het water stonden. Te half
elf, bij de uiterste punt van de Hors, zag men het schip tegenover zich. Toen het seinen met lichtfakkels onbeantwoord bleef, achtte ons bestuur zich niet verantwoord, wegens de duisternis hooge zee en hevige branding, eene poging tot redding te wagen en gaf bevel tot den terugtocht, ten einde door den vloed niet overvallen te worden.
Toen aan het Posthuis bleek, dat er volk genoeg bereid was den tocht nogmaals te ondernemen , besloot men op nieuw uit te trekken, ten einde bij het aanbreken van den dag op de strandingplaats te zijn, die dan ook te half vijf uur werd bereikt. De boot werd te water gebracht en bemand. De zee was wel afgeslecht doch bij het schip stond eene hevige branding. Toch gelukte het, dank zij de inspanning der Vlielanders, zeven der opvarenden, waaronder eene vrouw, in de boot op te nemen. Een grooter aantal durfde men niet af te halen daar de boot vermoedelijk door het stooten tegen het schip of tegen het vele daarnaast drijvend wrakhout, lek was geworden. Na behouden aan wal te zijn gekomen, bleek een tweede tocht naar het schip onnoodig, daar de sleepboot , Hercules het schip inmiddels was genaderd en vletterlieden uit het Nieuwediep langs zijde lagen. Ons Plaatselijk Bestuur roemt ten hoogste de door de bemanning der boot betoonde volharding en krachtsinspanning die, ook met het oog op wat verricht werd bij vorige pogingen, alleszins aanspraak maakten op eene buitengewone erkenning. Dientengevolge werden behalve de hoogste geldelijke premie toegekend een bronzen medaille aan den bootsman C. G. Bakker, en een getuigschrift aan de roeiers :
K. Visser,
T. Meijer,
J. Jonkman,
L. Timmerman,
W. Molenaar,
C. v. d. Kooy,
C. J. Molenaar,
F. Dekker,
Th. de Gorter en
C. Rab.

Eierlandse gronden - stranding Stanley - 27 maart 1896 by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - stranding Stanley - 27 maart 1896

Foto uit het geïllustreerde weekblad De Prins van 17 augustus 1901.

Onder een uitsnede van de wrakkenkaart van Rijkswaterstaat met wrak nummer 3, de bark Stanley.

Eierlandse gronden - stranding Stanley - 27 maart 1896 by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - stranding Stanley - 27 maart 1896

Het gebroken wrak van de Stanley in de Eierlandse gronden.

Berichten uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, bijeengebracht door Hans Stolk.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 2 april 1896
Texel, 31 maart. Ook heden liet de toestand der zee niet toe, om lading uit het schip STANLEY te bergen. Er is sinds zondag geen vaartuig meer langszij geweest.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 3 april 1896
Vlieland, 02 april. De grote- en kruismast van het schip STANLEY zijn overboord geslagen.
De bergingsgelegenheid is ongunstig.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 3 april 1896
Nieuwediep, 02 april. Van de lading van het in de Eierlandse gronden gestrande schip STANLEY zijn heden 31 balen jute en 14 balen katoen geborgen en alhier aangebracht.
Door experts is heden een onderzoek naar de toestand van het schip ingesteld.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 5 april 1896
Nieuwediep, 3 april. STANLEY. Heden zijn uit het gestrande Engelse schip gelost en alhier aangebracht 3 balen katoen en 5 balen en een los partijtje jute. Volgens rapport kapitein
Bakker van de sleepboot HERCULES, is het schip finaal door midden gebroken en het voorschip 12 voet gezakt.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 7 april 1896
Nieuwediep, 4 april. Het aanbod van de Rotterdamse Bergingsmaatschappij om de lading van het gestrande schip STANLEY voor 38% te bergen en hier te landen is aangenomen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 8 april 1896
Texel, 6 april. STANLEY. Voor lossing van het overige gedeelte der lading is een bergloon bedongen van 38%. De geborgen goederen moeten voor dat bedrag naar Engeland vervoerd worden.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 8 april 1896
Vlieland, 7 april. Alhier zijn aangebracht 16 balen hennep uit het schip STANLEY.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 9 april 1896 Maassluis 8 april.
De sleepboot KINDERDIJK vertrok hedenochtend met een blazer op sleeptouw naar het nabij Vlieland gestrande schip STANLEY, na eerst aan de Kruithaven dynamiet ingenomen te hebben. Duiker toestellen waren aan boord van de blazer.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 10 april 1896
Nieuwediep, 9 april. Uit het gestrande schip STANLEY zijn weer 16 balen en een partijtje losse jute geborgen en alhier aangebracht.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 10 april 1896
Texel, 9 april. Het bergen der lading katoen en jute uit de viermaster STANLEY wordt thans geregeld voortgezet. Het bergingsvaartuig GENERAAL BOOTH bewijst daarbij goede
diensten.


Nieuwe Rotterdamsche Courant - 17 april 1896
Texel, 15 april. Het gaat met het bergen van katoen en jute uit de STANLEY niet voorspoedig. Gedurende de gehele week zijn slechts enige balen gelost. Een omgevallen mast is door middel van dynamiet verwijderd. Men zal het dek eveneens laten springen. Twee duikers zijn bij het lossen werkzaam.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 18 april 1896
Nieuwediep, 16 april. Er zijn 40 balen jute geborgen uit het stoomschip STANLEY en met blazerschuiten, gesleept door de sleepboot KINDERDIJK hier aangebracht.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 21 april 1896
Terschelling, 21 april. Al het geborgene uit het gestrande schip STANLEY, wat zich hier bevindt, is door de rechthebbende gereclameerd en wordt naar Nieuwediep vervoerd. Sinds
donderdag wordt het bergen op het wrak geregeld voortgezet.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 22 april 1896
Texel, 21 april. De goederen, afkomstig van de STANLEY, in beheer bij de havenmeester strandvonder, bestaande uit 70 balen katoen en een wit geverfde scheepsboot, zijn heden naar het Nieuwediep per tjalk overgebracht.

Nieuwe Rotterdamsche Courant - 29 april 1896
Liverpool, 27 april. Door de Board of Trade werd heden uitspraak gedaan betreffende de stranding en het verongelukken van het Engelse barkschip STANLEY, kapitein Edgett, op de reis van Hamburg naar Calcutta op 27 maart ongeveer 3 mijl Noord van de vuurtoren van Texel, waarbij 3 der opvarenden het leven verloren. De Board of Trade was van mening dat het schip niet met de nodige zorg en zeemanschap was bestuurd en schorste het certificaat van de gezagvoerder voor 6 maanden.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 13 mei 1896
Texel, 11 mei. Er is opnieuw werkvolk aangenomen om de lossing van het 4-mastschip STANLEY te bespoedigen. Het bergen der lading wordt thans door het bestendige weer zeer
begunstigd. Het schip is doormidden gebroken, doch dit is niet van invloed op het bergen der lading.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 16 mei 1896
Texel Nieuwediep, 13 mei. De gedeeltelijk geborgen en alhier aangebrachte inventaris van het inde Eierlandse gronden gestrande Engelse schip STANLEY, heeft hier in veiling NLG
1864,45 opgebracht. Voorts werden verkocht ongeveer 1400 balen jute. De opbrengst hiervan is nog niet bekend, aangezien een deel ervan bij gewicht werd verkocht, en de
weging eerst bij de aflevering plaats heeft.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 19 mei 1896
Texel, 18 mei. In de afgelopen week kon slechts 2 dagen op het wrak van de STANLEY worden gewerkt. Ruim 200 balen jute werden geborgen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 27 mei 1896
Texel Nieuwediep, 26 mei. De uit de Engelse STANLEY geborgen lading jute (ongeveer 1400 balen) de 13de dezer alhier publiek verkocht, heeft opgebracht NLG 25000.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 2 juni 1896
Texel, 31 mei. In de afgelopen week heeft men in het geheel 150 balen jute en 2 balen katoen uit de STANLEY geborgen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 2 juni 1896 (Geen plaats of datum) Aan de personen van De Cocksdorp en Oudeschild, die kort na de stranding van het viermastschip STANLEY goederen en inventaris borgen, is per hoofd van NLG 29 tot NLG 35 betaald.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 6 juni 1896
Texel, 5 juni. Bij het opruimen door dynamiet van de voorwerpen die het lossen der STANLEY bemoeilijken, is een der bergingsvaartuigen zodanig door een stuk ijzer getroffen,
dat de mast over boord sloeg. Persoonlijke onheilen hadden gelukkig niet plaats.
Nieuwe Rotterdamsche Courant – 12 juni 1896Texel, 10 juni. Uit het wrak van de STANLEY werden in de afgelopen week plm. 600 balen jute geborgen. Een blazerschuit met 100 kg dynamiet aan boord was niet voorzien van het vereiste geleidebiljet en moest weer vertrekken.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 19 juni 1896
Nieuwe diep, 17 juni. Heden had hier de verkoop plaats van 1500 balen door zeewater beschadigde jute uit het schip STANLEY.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 27 juni 1896
Tessel, 25 juni. Door het plotseling onstuimig worden der zee, werd gisteren bij het wrak der STANLEY een der bergingsvaartuigen lek geslagen. Gedurende enige ogenblikken verkeerde de bemanning in nood. Men was echter zo gelukkig de Ruggesloot te bereiken, waar het vaartuig aan de grond werd gezet, om zinken te voorkomen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 28 juni 1896
Texel, 25 juni. STANLEY. De opbrengst van de op 17 dezer alhier verkochte 1825 balen jute geborgen uit dit wrak, hebben NLG 29607,02 opgebracht.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 14 juli 1896
Texel, 13 juli. In de afgelopen week zijn ongeveer 300 balen jute uit de STANLEY geborgen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –2 augustus 1896
Tessel, 31 juli. STANLEY. Door de hevige branding is een stuk uit de zij van het wrak geslagen, waardoor vele balen jute verloren zijn gegaan.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –2 augustus 1896
Tessel, 22 augustus. STANLEY. Gedurende de afgelopen week kon slechts 3 dagen op het wrak worden gewerkt. Van de 4 masten staan er nog slechts 2 omhoog. Ruim 100 balen jute
en katoen konden in de afgelopen week worden geborgen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –3 september 1896
Texel, 2 september. Bij het bergen der lading uit de STANLEY, tracht men allereerst de katoen meester te worden. In de zomermaanden werd wekelijks aan arbeidsloon en scheepsvracht gemiddeld NLG 1200 uitbetaald.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –8 september 1896
Texel, 6 september. Het werken op de wrakdelen van de STANLEY gaat met steeds grotere bezwaren gepaard. In de afgelopen week kreeg men schade aan boten en schuiten, één der laatste werd zelfs op een zandplaat in de branding geworpen, en liep enige ogenblikken groot gevaar. Een man werd overboord geslingerd, doch bleef gelukkig behouden. Geen 100 balen van de lading konden in die week geborgen worden.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –15 september 1896
Tessel, 14 september. STANLEY. De bergers der lading werkten in de afgelopen week niet onfortuinlijk. Er werden toen 350 balen jute geborgen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –17 september 1896
Nieuwediep, 16 september. STANLEY. Heden heeft de verkoop plaats gehad van plusminus 1500 balen jute en 65 balen katoen. De verkoop geschiedde per gewicht.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –2 oktober 1896
Nieuwediep, 1 oktober. STANLEY. De opbrengst der op 16 oktober verkochte partij jute en katoen is NLG 25009,22. De 1775 balen jute hebben NLG 23034,22 en de 65 balen katoen
NLG 1975 opgebracht.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –5 oktober 1896
Texel, 4 oktober. Uit de STANLEY haalden de duikers in de afgelopen week 42 balen katoen en enige balen jute op.

Nieuwe Rotterdamsche Courant –6 november 1896
Texel, 07 november. Gisteren is men weer op de STANLEY werkzaam geweest. Er konden slechts 6 balen jute worden geborgen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 2 april 1896
Texel, 31 maart. Ook heden liet de toestand der zee niet toe, om lading uit het schip STANLEY te bergen. Er is sinds zondag geen vaartuig meer langszij geweest.

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 8 april 1898
Texel, 6 april. Heden is voor de eerste maal een blazer naar het wrak van de STANLEY vertrokken. Indien de toestand gunstig genoeg blijkt, zal spoedig het bergingswerk worden
hervat. (opm: de Engelse stalen viermastbark STANLEY was reeds op 27 maart 1896 bij Texel gestrand).

Nieuwe Rotterdamsche Courant – 9 april 1897
Texel, 8 april. In de toestand van de STANLEY was blijkbaar geen verandering gekomen. De bergers brachten de eerste maal 21 balen jute mee.


Nieuwe Rotterdamsche Courant – 18 juli 1899
Texel, 16 juli. Blijkens een in de afgelopen week ingesteld onderzoek met het bergingsvaartuig van schipper Duinker, blijkt de STANLEY, zittende nabij de Vliehors, geheel onder het zand te zijn verdwenen. Van de duizenden balen jute, die nog in het schip aanwezig zijn, kan derhalve niets meer worden geborgen.

Eierlandse gronden - Stranding Oakford - 17 januari 1934 by Dirk Bruin

© Dirk Bruin, all rights reserved.

Eierlandse gronden - Stranding Oakford - 17 januari 1934

Afgelopen week speelde zich het drama met het motorzeiljacht Dunlin af in de Eierlandse gronden.
De Eierlandse gronden hebben vele slachtoffers gemaakt, tientallen schepen zijn er gestrand of tot wrak geslagen, evenzoveel mensen zijn daarbij om het leven gekomen.

Een van de grootste drama's speelde zich af met het stranden van de kolenboot Oakford op 17 januari 1934.
Hier onder het verhaal van dit ongeval.